Wat het hoofd met het hart doet – Medisch Contact – Artsennet


Psychologische factoren beïnvloeden de kans op en prognose van verschillende hartaandoeningen. Cardiologen moeten daar meer aandacht voor hebben, zegt Jos Widdershoven.

© Thinkstock

‘We zijn geneigd om de klachten van de patiënt te behandelen en zijn gerustgesteld als de pijn op de borst of kortademigheid verdwenen zijn, de kransslagader open is en het ecg genormaliseerd. […] ik hoop u te hebben kunnen overtuigen dat we er dan nog niet zijn’, zei Jos Widdershoven, hoogleraar integrative cardiology tijdens zijn oratie aan de Tilburg University. Widdershoven zal zich gaan bezighouden met de effecten van psychologische factoren op coronair lijden en hartfalen.

Hij is daarmee een van de weinige cardiologen die zich stort op de relatie tussen hoofd en hart. Voor Widdershoven is het echter overduidelijk dat psychologie een onderdeel van cardiologie vormt. Zelf is hij gespecialiseerd in pacemaker- en ICD-implantaties. Widdershoven: ‘Ik zie dagelijks wat een impact het plaatsen van een ICD heeft. Veel patiënten zijn zeer angstig voor shocks. Dat kan tot een depressie en zelfs tot PTSS leiden, zeker als mensen een onterechte shock krijgen. Soms hebben patiënten zelfs liever dat de ICD uit gaat. Ik zeg wel eens: na het implanteren begint de morbiditeit. Dat geldt ook na een hartaanval, of een dotterprocedure, bypasses: we weten dat stress, angst en depressie veel voorkomen bij deze patiënten. En die factoren verslechteren weer de prognose. Zo neemt de kans op voortijdig overlijden en complicaties toe bij depressie.’

Daar wordt al rekening mee gehouden binnen de cardiologie: ‘Bij de hartrevalidatie screenen we op die symptomen, en zo nodig verwijzen we naar de psycholoog, maar een bijkomend probleem is dat een bepaalde groep patiënten niet komt naar de revalidatie, of snel afhaakt.’ Widdershoven heeft het over mensen met een zogenaamde type-D-persoonlijkheid, mensen met negatieve affectiviteit en sociale inhibitie. Widdershoven: ‘Zeg maar binnenvetters bij wie het glas altijd half leeg is. Zij lopen meer kans op complicaties, en die wil je dus juist bij je houden als behandelaar. Maar juist deze groep valt vaak terug in oude, ongezonde leefpatronen.’

Die type-D-persoonlijkheid, is niet onomstreden. Over de term en het onderzoek ernaar, is kritisch geschreven. Hoe kijkt Widdershoven daar tegenaan? ‘Het klopt dat de invloed van persoonlijkheid op prognose de laatste 10 jaar is afgenomen. Maar de behandeling van bijvoorbeeld het hartinfarct is drastisch veranderd. Destijds kreeg de grootste groep trombolyse, nu wordt het grootste deel binnen een uur gedotterd. Studies over prognoses na een infarct zouden dus eigenlijk over moeten.’ Widdershoven doet zelf ook onderzoek naar de gevolgen van persoonlijkheidskenmerken, maar dan bij patiënten met niet-significant coronair lijden : ‘Die gaan we langdurig volgen, om te zien welke factoren een rol spelen bij langetermijncomplicaties.’

Als hij cardiologen al zover krijgt verder te kijken dan het ecg lang is, en oog te hebben voor patiënten met psychologische risicofactoren, is vervolgens wel de vraag of ze daar ook wat aan kunnen doen: ‘Behandeling met antidepressiva heeft bijvoorbeeld wel positief effect op zogenaamde zachte uitkomsten: beter kwaliteit van leven, minder klachten. Maar op cardiale morbiditeit en sterfte doen ze niets. Daar moet ik wel bij zeggen dat studies naar interventies doorgaans maar 6 tot 12 maanden duren. Dat is in mijn ogen te kort, en ik wil dan ook studies gaan doen waarbij we mensen zeker 5 jaar volgen.’

Sophie Broersen


Oratie Jos Widderhoven, Tilburg University, ‘Cardiologie en Psychologie, living apart together’

Er zijn nog geen reacties bij dit bericht. Ziet u geen reactieformulier? Log dan eerst in.





Tijdschriftarchief | Nieuwsbrief

Open all references in tabs: [1 - 4]

Leave a Reply