Psychologen: geen data op zolder

Ophef bij de Faculteit Sociale Wetenschappen. Bij de vorige faculteitsraad gaf decaan Klaas Sijtsma tijdens een discussie over de wetenschapscommissie aan dat een professionaliseringsslag rondom dataopslag in sommige vakgebieden noodzaak was. “Zo is het in de regel bij sociologie wel goed geregeld en worden de data op een vaste plek ondergebracht en goed gedocumenteerd. Psychologen doen dat minder en sommigen hebben een doos met data op zolder staan”, aldus de decaan toen. Die opmerking was tegen het zere been van een deel van de Tilburgse psychologen, die het tijdens de zaak Stapel toch al zwaar te verduren hebben gekregen. Ze ervaren de woorden van Sijtsma (zelf van huis uit ook psycholoog) als onterecht. Sijtsma laat weten dat het om ‘beeldspraak’ en ‘bij wijze van spreken’ ging. Hij heeft het gerezen misverstand inmiddels via een brief aan alle departementsvoorzitters rechtgezet. “Bij TSB lopen we flink voorop, maar kunnen we ook nog veel van elkaar leren”, zo schrijft de decaan.

Bij het departement Sociale Psychologie is de dataopslag juist zeer goed geregeld, liet hoogleraar Marcel Zeelenberg na de faculteitsraad al weten. “Het departement archiveert de data, onderzoeksmaterialen en syntax van de analyses behorende bij al hun publicaties publiekelijk op Dataverse (een online database van Harvard University). De andere departementen hebben soortgelijke procedures.”

Univers zocht uit hoe het bij de verschillende departementen geregeld is.

Medische en Klinische psychologie
Jan-Anne Roukema, vice-voorzitter van het departement Medische en Klinische Psychologie: “In het departement en in ons onderzoeksinstituut CoRPS werken alle medewerkers met een datamanagementsysteem waarin alle elementen uit de richtlijn van de Wetenschapscommissie zijn opgenomen. We beschikken over een professioneel archief (nu nog in een afgesloten ruimte in gebouw P en binnenkort in een externe, professionele opslagruimte waar ook de patiëntendossiers van het TweeSteden Ziekenhuis worden bewaard) waar alle data worden bewaard.”

Roukema krijgt bijval van Frans Pouwer, hoogleraar Psychosomatic Research in Diabetes Mellitus bij hetzelfde departement: “In medisch psychologisch onderzoek worden ruwe data (bijvoorbeeld vragenlijsten) volgens de daarvoor geldende regels in afgesloten archiefkasten/archiefruimte bewaard. Nooit bij onderzoekers thuis.”

Crossculturele psychologie
Fons van de Vijver, Crossculturele psychologie. “Niemand heeft hier data op zolder staan. We hebben een archiefkamer bij ons departement waar we veel materiaal verzamelen. Het gaat om een afgesloten ruimte, daar kan niemand zomaar bij. Verder worden veel digitale data bij onderzoekers op hun computers opgeslagen. Meestal op meer dan één pc, omdat we voor ons onderzoek veel data delen. Data zijn dus altijd vindbaar.”

Ontwikkelingspscyhologie
Jaap Denissen, departementsvoorzitter Ontwikkelingspsychologie: “Bedoelde de decaan zijn opmerking over de dozen op zolder letterlijk? Ik vatte het figuurlijk op, als in: De opslag van data was onsystematisch. Niet per se bij iedereen slecht natuurlijk, maar er was op centraal niveau weinig aandacht voor. Het is evident dat hij hiermee de stand van zaken vóór Stapelgate bedoelde. Sindsdien is er inderdaad veel gebeurd. Mede door alle initiatieven rond dit gebied is dit nu beter geregeld. Wij hebben een soortgelijk systeem als bij sociale psychologie, net als de andere departementen.” Over zijn boze collega’s: ”Ik vat dit toch echt op als een storm in een glas water. De decaan is van goede wil en volgens mij zelf een psycholoog. Ik ben van mening dat hier onnodig gevoelig op wordt gereageerd. Waarom zou ik mij als psycholoog beledigd voelen? We moeten niet op iedere slak zout gaan leggen.”

Cognitieve Neuropsychologie
Jean Vroomen, departementsvoorzitter Cognitieve Neuropsychologie: “Bij CNP is de dataopslag uitstekend geregeld. Wij hebben hier richtlijnen voor die op een aantal punten zelfs verder gaan dan het voorstel van de Wetenschapcommissie. Op het moment dat een artikel geaccepteerd is, moeten de relevante gegevens van het artikel gearchiveerd worden op de gezamenlijke P-schijf. Bij meerdere auteurs is de corresponding author verantwoordelijk. Het gaat onder meer om opslag van ruwe data, syntax-files voor analyse en output-files die corresponderen met het artikel.”

Sociale psychologie
Ilja van Beest, departementsvoorzitter Sociale Psychologie, geeft een verdere uitleg over het systeem Dataverse, waar hoogleraar Zeelenberg het over had: “Het is goed geregeld bij ons departement, we hebben zelfs stappen gezet die verder gaan dan de richtlijn van de wetenschapscommissie. Alle data worden gefixeerd en opgeslagen op een centrale server. De onderzoeker kan daarna wel een kopie maken, maar hij kan zijn data niet veranderen. Bij publicatie van een artikel leveren onderzoekers tevens een pakket met informatie aan voor Dataverse, bijvoorbeeld over onderzoeksopzet en met details over de analyse.

Hans IJzerman, universitair docent sociale psychologie geeft een verdere uitleg: “Ik begrijp de uitlatingen van Klaas Sijtsma wel. In het verleden werden data niet centraal opgeslagen, maar bijvoorbeeld in kasten op individuele werkkamers bewaard. Dat is echter een verouderd beeld. Na de zaak Stapel heeft een lokale onderzoekscommissie gekeken hoe we om moeten gaan met data en hoe we ons onderzoek beter repliceerbaar moeten maken. We wilden dat op een laagdrempelige manier doen voor onderzoekers, terwijl tegelijkertijd onderzoekers wereldwijd kunnen zien wat we doen. Bij publicatie moeten onderzoekers sinds 2012 ruwe data aanleveren, bijvoorbeeld vragenlijsten of labtests. Maar ook een syntax van de analyse (waarin de wetenschapper aangeeft hoe data verwerkt zijn) en informatie over de analytische keuze van de onderzoekers. Dat informatiepakketje wordt digitaal aangeleverd via Dataverse. Andere onderzoekers kunnen dan een verzoek indienen om de data te bekijken.”

De sociaal psychologen zijn sinds de zaak Stapel veel bezig met repliceerbaarheid van onderzoek. “Kun je het onderzoek überhaupt repliceren, wat is het effect, zijn er theoretische variabelen. Als je iets niet kunt repliceren, wil dat niet meteen zeggen dat er gefraudeerd is. Was het toevallig dat de eerste wetenschapper een bepaald effect heeft gevonden. Tijdschriften staan ook meer open voor publicaties over replicatie.”

Reactie Sijtsma
Decaan Klaas Sijtsma heeft inmiddels een reactie naar de Tilburgse psychologen gestuurd, waarin hij aangeeft dat hij niet specifiek op hen doelde. Ook tegen Univers zegt Sijtsma: “Het beeld van dozen met data die op zolder worden bewaard, sloeg natuurlijk niet speciaal op een individu of een groep. Wel verwees ik ermee naar een artikel in de NRC van 30 juni 2012 getiteld ‘Het moet ergens in die doos zitten’, waarin het databeheer aan de Nederlandse universiteiten wordt besproken. Gesteld werd dat op diverse plaatsen waaronder TiU een begin werd gemaakt met databeheer. Bij TSB lopen we flink voorop, dat blijkt ook uit hetgeen wat de collega’s vertellen die Univers daarover sprak. Dat is natuurlijk ook bij mij bekend. We zijn dus goed bezig, maar kunnen we ook nog veel van elkaar leren.”

Hieronder integraal de gehele reactie van de decaan: “Naar aanleiding van het verslag in Univers over de discussie in de Faculteitsraad over onze Wetenschapscommissie, lieten enkele onderzoekers mij weten dat zij hun databeheer uitstekend hebben geregeld en dat zij zich niet in het stuk herkenden. Sociale Psychologie is een prachtig voorbeeld van een groep die al heel ver is met databeheer en –beleid, en zij worden gevolgd door diverse andere groepen. Overal wordt nagedacht over databeheer. Ik ben heel tevreden over het tempo en de intensiteit waarmee de problematiek is opgepakt.”

“Bij de zusterfaculteiten bestaan bijna identieke initiatieven. Dit bleek maandag 11 november in een bijeenkomst op initiatief van onze Wetenschapscommissie met collega’s van de zusterfaculteiten uit Utrecht, Amsterdam (VU en UvA), Rotterdam en Maastricht. Overal is men bezig met databeheer en bestaat het besef dat deze problematiek voortvarend aangepakt dient te worden. De minister van OCW heeft in een brief aan de Tweede Kamer benadrukt dat zij deze initiatieven van de universiteiten verwacht. Dat gebeurt dus ook.”

“Ook vroegen enkele onderzoekers mij wat de Wetenschapscommissie van TSB nu precies voor hen gaat betekenen. Het doel van de Wetenschapscommissie is de professionalisering van het databeheer van individuele onderzoekers en onderzoeksgroepen te bevorderen. De commissie doet dit via een reglement en richtlijnen en visitaties. We leren hier met zijn allen van, zowel de onderzoeker als de commissie. We hebben hierin samen een verantwoordingsplicht tegenover wetenschap en samenleving. De commissie heeft nadrukkelijk een educatief doel. We willen met zijn allen leren hoe databeheer in de praktijk het beste kan. De commissie geeft advies aan onderzoekers over hun databeheer maar luistert ook goed. De commissie doet geen statistische analyses over. Adviezen spelen verder geen rol bij beslissingen over aanstellingen en bevorderingen. Op basis van opgedane ervaringen stelt de commissie periodiek haar reglement en richtlijnen bij. Zo sluiten ze steeds beter aan bij wat er praktisch mogelijk is. Nu start een periode met pilots waarin ervaring wordt opgedaan. Ook verwacht ik dat we leren van de initiatieven bij de zusterfaculteiten. Wel lijkt de problematiek die men overal tegenkomt sterk op elkaar. Het is dus mogelijk dat we over enkele jaren een landelijk beleid voor databeheer hebben. Maar eerst doen we lokaal ervaring op.”

Geplaatst door: Malini Witlox
Gepubliceerd op: 18-11-2013
Bijgewerkt op: 18-11-2013

Leave a Reply