Voor grondige en eerlijke wetenschap is geen tijd

opinie
De Nederlandse wetenschap kent veel competitie. Dat heeft veel successen opgeleverd. Maar ook fraude en gepruts.

Heeft de wetenschap een dieper probleem? De vraag dringt zich op na het rapport van de commissie-Levelt die de zaak-Stapel onderzocht. De commissie bracht de fraude in verband met een cultuur van 'slodderwetenschap' binnen Stapels vak, de sociale psychologie. Maar fraude en slodderwetenschap blijven niet beperkt tot dat ene vakgebied.

Niet alleen sociaal psychologen, maar ook subsidieverstrekkers als de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek (NWO), ere- instituten als de Koninklijke Nederlandse akademie van wetenschappen (KNAW), universiteiten, media, politici, en wetenschappers van allerlei pluimage zijn medeverantwoordelijk. Samen creëerden zij een klimaat waarin slodderwetenschap gedijt.

Aantal publucaties
In dat klimaat werd, en wordt, snel scoren beloond, en telt 'mislukt' onderzoek (dat niet de verwachte resultaten laat zien) niet mee. Sterker nog: voor een wetenschapper die op dit moment carrière maakt, is misschien wel de belangrijke succesfactor het aantal publicaties in toptijdschriften dat hij of zij op het cv kan vermelden. Die publicaties betreffen bijna altijd nieuwe ontdekkingen en theorieën. Falsificaties en replicaties, die tot de essentie van het wetenschappelijk bedrijf behoren, vindt men er zelden.

Wetenschap zou moeten gaan om het grondig, open, en eerlijk uitvoeren van onderzoek. Publiceren is een middel, om aan collega's resultaten te rapporteren die van voldoende belang zijn. Als universiteiten, subsidiegevers en vakorganisaties geen publicaties lezen maar tellen, is publiceren van middel verworden tot doel.

Het belonen van een afgeleide (aantal publicaties) van gewenst gedrag (productief onderzoek doen) is een recept voor ellende omdat men daarmee die afgeleide tot doel verheft.

Hagelschot-methode
De slinkse methoden om onderzoeken op te krikken, zijn al te bekend. Er is de salami-methode (het opsplitsen van een onderzoekslijn in zoveel mogelijk losse artikelen), de hagelschot-methode (zoveel mogelijk variabelen meenemen in de hoop dat er eentje iets interessants laat zien), de draai-maar-door-methode (alleen de onderzoekjes rapporteren die 'uitkomen'), de wethouder Hekking- methode (probeer op zoveel mogelijk publicaties als co-auteur te verschijnen, ook al heb je geen idee wat er in zo'n publicatie staat), en de methode van de intercollegiale terughoudendheid (als jij niet zeurt over de fouten in mijn onderzoek, laat ik jou ook met rust).

Nederland kende de afgelopen twintig jaar misschien wel de meest competitieve wetenschappelijke cultuur ter wereld. Zeker waar het gaat om toekenningspercentages van subsidies en de daarmee samenhangende publicatiedruk.

Dat heeft veel goeds opgeleverd: Nederlandse onderzoekers zijn productief, succesvol, en invloedrijk. Wat dat betreft is het in de jaren negentig ingezette competitieve model gelukt.

Lengte van de publicatielijst
Het rapport-Levelt toont de keerzijde van dit succes: het ontstaan van onderzoeksculturen waarin alleen publicaties nog tellen en waarin alle activiteiten die niet aan de lengte van de publicatielijst bijdragen op het tweede plan komen. Het kritisch lezen van andermans werk (of reviewen van artikelen) loont loopbaantechnisch gesproken niet. Het repliceren van onderzoek of het geven van onderwijs evenmin.

Universiteiten en subsidieverstrekkers moeten deze ontwikkeling tegengaan. Ze moeten niet alleen aantallen publicaties, maar ook grondigheid, openheid, en eerlijkheid belonen. Dit is de grote uitdaging waarvoor de commissie-Levelt ons stelt.

Leave a Reply