Sociaal-psychologen zijn activisten vermomd als wetenschappers

Hoe zotter het onderzoek, hoe mediagenieker. Onlangs mocht een promovenda van de Universiteit Wageningen in de Volkskant uitleggen dat de Nederlandse natuur discrimineert. Ze zei het iets deftiger – autochtonen maken vaker gebruik van 'de groene ruimte' dan allochtonen – maar hier kwam het wel op neer.

Wie dacht dat het na het debacle Diederik Stapel gedaan was met sloppy science, vergist zich. Nieuwe Stapels staan te dringen en nog steeds gaan er bakken met geld naar studies waarbij het wachten is op een demasqué.

Dat dit een reëel risico is, bleek afgelopen zomer. In Science stond een onderzoek naar de reproduceerbaarheid van experimenten in de psychologie. Het artikel was geen reclame voor het vakgebied. In slechts 39 procent van gevallen leverde een herhaling van het oorspronkelijke onderzoek identieke resultaten op.

Zo leek het er even op dat mensen die hun handen wassen met water en zeep, minder moeite hebben met onethische praktijken. Handig. Voortaan zouden we het kwaad herkennen aan schone handen – gewassen in onschuld wellicht? Maar toen werd het experiment herhaald. Weg verband tussen persoonlijke hygiëne en moraal.

Komt door de publicatiebias, heet het dan. Het liefst werken wetenschappers experimenten uit met resultaten die tot de verbeelding spreken. Net zoals tijdschriften het liefst artikelen publiceren over dit soort onderzoeken. Daarnaast is er de continue druk om te publiceren. Dit zou leiden tot haastwerk, wat de kans vergroot dat resultaten later moeten worden herroepen.

Natuurbeleving

Publicatiebias en de druk om te publiceren kunnen slechts deels fungeren als verzachtende omstandigheden. Hier hebben andere wetenschappers ook mee te maken. Toch liggen zij niet zo onder vuur als zachte wetenschappen als de sociale psychologie. Het is de methodiek die rammelt.

De uitkomsten komen vaak tot stand via antwoorden op schriftelijke enquêtes. Wat je in het onderzoek stopt, rolt er ook uit, aldus hooligan-onderzoeker Illya Jongeneel in een krantenstuk tijdens Stapelgate. Sociaal-psychologen gaan naar de Spaanse costa's, typeerde hij hun werkwijze, om Nederlanders te vragen of ze wel eens in het buitenland met vakantie gaan. En trekken dan de conclusie dat die inderdaad de vakantie in het buitenland doorbrengen.

Dezelfde vooringenomenheid zie je in het onderzoek naar natuurbeleving per bevolkingsgroep. 'Op de vraag: voel je je weleens gediscrimineerd in de natuur? kwam nauwelijks antwoord,' geeft de onderzoekster toe. Hypothese weerlegd, zou je denken, maar nee. De vraagstelling werd aangepast en de gewenste reactie volgde vanzelf.

Turkse mannen hadden laten weten dat ze eerst wel in een park kwamen, maar deze plek meden nadat er een moord was gepleegd. Bang om als dader te worden aangemerkt.

De onderzoekster: 'Ze noemden dat zelf geen discriminatie, maar pasten wel hun gedrag aan.' Het dondert dus niet wat de geïnterviewden antwoorden. Hoewel ze zelf het d-woord meden, maakt dit voor de onderzoeksconclusies weinig uit.

Tefal

Pijnpunt is níet dat er geld gaat naar onderzoek waarvan de conclusies een hoog Jiskefet-gehalte hebben. Dat gebeurt wel meer.

Recent nog hebben we de jaarlijkse uitreiking gehad van de Ig Nobelprijzen, voor wetenschappers wier werk ons in de lach doet schieten. Afgelopen jaargang viel een Nederlandse taalwetenschapper in de prijzen. Jarenlang heeft hij zich beziggehouden met het woordje 'Huh?'. Iets wat in eerste instantie koddig oogt, kan later belangwekkend blijken.

Zo blijkt dat 'Huh?' overal ter wereld dient om een hapering in communicatie te repareren. Onderzoek naar dit verschijnsel leert – een tikje hoogdravend gesteld – dat sommig taalgebruik universeel is en onafhankelijk van iemands achtergrond.

Met wat goede wil zou je de Ig Nobelprijzen kunnen zien als een pleidooi voor vrije en belangeloze wetenschap. Je weet vooraf vaak niet hoe ontdekkingen uitpakken. Zie de ruimtevaart. Ter bescherming van satellieten ontwikkelde men een laag van aluminium en teflon. Dat dat goedje, beter bekend als tefal, naderhand op onze pannen zou belanden, kon aanvankelijk niemand vermoeden.

Nee, het is juist oppassen geblazen als onderzoek uitnodigt tot onmiddellijke toepasbaarheid. Je ziet de beleidsmakers instemmend knikken bij de onderzoeksresultaten uit de sociale psychologie en de belendende vakgebieden. Ze vonden toch al dat de samenleving moest worden bijgestuurd en nu is het wetenschappelijk bewijs geleverd.

Dubieus

Zo ook in het geval van de natuur. Het onderzoek uit Wageningen is koren op de molen van Staatsbos­beheer, dat een diverser publiek wil trekken. Daartoe stelt het deze herfst een multiculturele jongerenraad aan. Staatsbosbeheer in een toelichting: 'Om de natuur in Nederland voor iedereen aantrekkelijk te maken, moeten we ons aanpassen aan nieuwe wensen.'

Dubieuze bewijsvoering, ronkende conclusies. Je zou verwachten dat het precies omgekeerd zou gaan. Zo'n 250 jaar terug formuleerde Verlichtingsfilosoof David Hume een richtlijn voor waarheidszoekers, het evidentiebeginsel. Een wijs iemand, vond hij, past zijn verwachting aan de graad van zekerheid aan.

Het verband tussen de kracht waarmee psychologen hun overtuigingen uitdragen en het bewijsmateriaal dat ze ervoor aanvoeren, blijkt in de praktijk vaak zoek. Zo kopte begin dit jaar Ad Valvas, het blad van de Vrije Universiteit Amsterdam, triomfantelijk: 'Wetenschappers bewijzen het: rechtse mensen niet te vertrouwen.' Boven het bericht een foto van Geert Wilders.

Hoe kwamen de onderzoekers tot hun conclusies? 8.600 Mensen kregen dilemma's voorgelegd, bijvoorbeeld of ze te veel ontvangen wisselgeld zouden teruggeven. Rechtse mensen gaven aan van niet, maar wat kun je hieruit afleiden? Alternatieve conclusie: kennelijk hebben zij bij de beantwoording van de vragenlijsten geen last van de neiging om zich beter voor te doen dan ze zijn. Ze zijn juist hartstikke betrouwbaar.

Superioriteit

De slag om de arm is net iets te vaak afwezig als de bewijsvoering onvolledig of voorlopig is. Hét voorbeeld van sloppy science is het vleeseters-zijn-hufters-onderzoek van Diederik Stapel en Roos Vonk. De eerste werd met pek en veren afgevoerd, de tweede kwam er met een waarschuwing vanaf.

Je zou enige nederigheid verwachten, maar ho maar. Alsof ze niet vreselijk is nat gegaan, liet Vonk onlangs weten het onderzoek alsnog te willen uitvoeren. Nog steeds verwacht de oud-voorzitter van Wakker Dier dat er een relatie is tussen de behoefte aan vlees en de hang naar status en superioriteit. Het moet en zal bewezen worden dat carnivoren niet deugen.

De indruk die achterblijft: sociaal-psychologen zijn activisten die zich hullen in de witte labjas van de wetenschapper.

Elsevier nummer 44, 31 oktober 2015

Leave a Reply