Recensie: Ons feilbare denken

Het belangrijkste van je boek bewaren tot pagina 455, appendix A: een overdruk van een artikel uit Science uit 1974 met als titel ‘Besluitvorming in onzekerheid, heuristiek en biases’. Als je zoveel lef hebt, moet je wel een Nobelprijswinnaar zijn. En de psycholoog Daniel Kahneman kreeg – samen met zijn inmiddels overleden collega Amos Tversky – de Nobelprijs voor de economie in 2002 mede op grond van dit artikel.

Kahneman (77 jaar) is emeritus hoogleraar psychologie aan de Princeton Universiteit. Aan het einde van zijn indrukwekkende loopbaan besluit hij al zijn onderzoek, wederwaardigheden en bevindingen nog eenmaal op papier te zetten. In tegenstelling tot wat de kaft doet vermoeden levert dat geen ‘zeer toegankelijk’ boek op. Kahneman heeft in zijn lange leven veel onderzoek gedaan en meegewerkt aan talloze projecten. Hij heeft talloze mensen ontmoet, met veel daarvan samengewerkt en leuke en tragische zaken meegemaakt. Hij heeft kennis genomen van al het voor zijn vakgebied relevante onderzoek.

Natuurlijk is dan de verleiding groot om daarvan aan het eind van je leven zoveel mogelijk mensen deelgenoot te laten zijn. Maar dat levert in dit geval niet een omgevallen boekenkast op, maar een omgevallen bibliotheek. Het is soms moeilijk om door alle uitkomsten van onderzoeken, samenvattingen van artikelen, anekdotes en uitleg van begrippen het betoog nog te zien.

Maar ook zijn betoogtrant is hier en daar ondoorgrondelijk: “Dat de variabele somachtig is, is echter veel minder duidelijk bij waarschijnlijkheden dan bij geldbedragen, daardoor haalt de vergelijkingsevaluatie de fout alleen uit Hsee’s experiment, niet uit het Linda-verhaal.” Op dezelfde bladzijde: “Als verdediging tegen de kritiek dat de conjunctiefout te wijten kon zijn aan een verkeerde interpretatie van de waarschijnlijkheid, formuleerden we een vraagstuk dat kansinschatting omvatte, maar waarin de uitkomsten niet met woorden werden beschreven en het woord ‘kans’ helemaal niet voorkwam.” Geen lichte kost.

Systemen
Na zich aanvankelijk te hebben gericht op visuele waarneming en aandacht ontwikkelt Kahneman de theorie van het ‘ervarende zelf’ (Systeem 1) en het ‘herinnerende zelf’ (Systeem 2), ook wel het ‘intuïtieve zelf’ en het ‘rationele zelf’ genoemd. In de eerste helft van het boek duiken nog meer termen op om het verschil tussen beide systemen te duiden en dat werkt op z’n minst verwarrend. Psychologen en hersenwetenschappers zijn het eens dat beide systemen bestaan, maar de invloed ervan op het menselijk handelen wordt wisselend gewaardeerd. Kahneman kent veel waarde toe aan Systeem 1 mede op basis van zijn theorie over WYSIATI, ‘What You See Is All There Is’. Systeem 1 wil geen andere informatie bij besluiten betrekken dan de informatie die zich eenvoudig aandient.

Kahneman onderzoekt de waarde van beide systemen waar het inschattingen en besluiten (‘Prospect’ theorie) van mensen betreft. Vooral het intuïtieve Systeem 1 is hier dominant: wij trekken nu eenmaal (te) snel conclusies zonder al te rationele afwegingen. Daar zijn we volgens Kahneman eigenlijk ‘te lui’ voor, we schakelen het controlerende Systeem 2 liever niet of te laat in.

Een mooi voorbeeld hiervan geeft de wetenschapsfilosoof Ton Derksen in een recent interview ‘de Volkskrant’ over leugens tijdens rechtszaken: ‘Als je [als deskundige voor het Openbaar Ministerie] denkt: hij zou de dader kunnen zijn en ik ga dat nu onderzoeken, gaat je brein er al stilletjes van uit: hij heeft het gedaan. En dan ga je tot het gaatje om dat te bewijzen. Dat heeft niets met een slecht karakter te maken; zo werkt je brein nu eenmaal. Ook is je brein veel beter in het vinden van argumenten voor dan tegen iets. Dat is een empirisch feit. Als je een idee hebt, levert je brein daarbij onmiddellijk de argumenten.’

Vervolgens richt Kahneman zijn pijlen op de onbeholpen wijze waarop wij omgaan met statistische gegevens en kansberekening. Op pagina 207 is hij dan aangeland bij de bespreking van ons overmatige vertrouwen in (financiële) experts, beleggers, ondernemers en directeuren. Die op hun beurt weer last hebben van ongefundeerd zelfvertrouwen en optimisme.

Boek als voetnoot
Uiteindelijk komen we tot de kern van zijn betoog: al het voorafgaande wordt door Kahneman samengebracht in een theorie die moet verklaren waarom mensen – en economen in het bijzonder – zulke slechte besluiten nemen en daar ook nog niets van leren. Hij zegt ‘ineen te krimpen’ wanneer het werk van Amos en hem wordt afgedaan als een bewijs dat menselijke keuzen irrationeel zijn, terwijl hun onderzoek alleen maar heeft laten zien dat menselijke besluitvorming zich niet goed laat beschrijven aan de hand van het model van de rationele actor. Dat mag zo zijn, maar de dominante rol die door Kahneman en Amos aan Systeem 1 wordt toegeschreven maakt het voor de lezer moeilijk deze conclusie te delen.

In de appendices stuiten we ten slotte op het Science-artikel uit 1974. Daarin is – samen met een artikel uit American Psychologist uit 1984 – al het voorafgaande samengebald. Alle begrippen, al het onderzoek dat Kahneman in zijn boek uitgebreid uitlegt, becommentarieert en in een context plaatst, zijn gecondenseerd in de twee bijdragen aan de psychologie van de besluitvorming. Het hele boek bestaat uit de voetnoten bij deze artikelen die uiteraard uit ruimtegebrek nooit konden worden toegevoegd in de tijdschriften.

Aardig zijn de beschrijvingen van Kahneman’s eigen twijfels en persoonlijke vetes die hij nu en dan op volstrekt originele wijze oplost. Zo was de psycholoog Gary Klein een van de felste critici van een door Kahneman ontworpen model op het gebied van de wijze van besluitvorming. Klein stuurde zijn kritiek naar de vakbladen waarin Kahneman hem van repliek diende. Later vroeg Kahneman zijn opponent samen met hem een onderzoek op te zetten waardoor hun meningsverschil eens en voor altijd zou worden beslecht. Dat laatste is nooit gelukt, maar er is wel een jarenlange samenwerking en vriendschap uit ontstaan.

Kahneman’s inzichten waren ongetwijfeld nieuw in 1974, maar zijn een open deur in 2012. Lezers die vertrouwd zijn met het werk van de neuroloog Antonio Damasio (‘De vergissing van Descartes’), de psycholoog Stuart Sutherland (‘Irrationaliteit’) en Nassim Taleb (‘De Zwarte Zwaan’) zullen veel herkennen. Waarom heeft het boek dan toch zo’n succes? Waarschijnlijk omdat Kahneman een heel ander lezerspubliek aanspreekt dan psychologen of hersenwetenschappers: zijn boek zal worden gelezen door diezelfde ondernemers, economen, financieel experts, beleggers, beleidsmakers en politici die een rol spelen in het boek. Waarvan Kahneman zelf overigens voorspelt dat zij er niets uit zullen leren en steeds opnieuw dezelfde fouten zullen maken omdat zij, door hun Systeem 1, niet anders kúnnen. Nu maar hopen dat ook Kahneman verkeerd gokt.

Open all references in tabs: [1 - 3]

Leave a Reply