Onderzoek aan het gevoel dat iedereen najaagt

Tien smileys kijken me aan. De mondhoeken van nummer een tot en met vier krullen omlaag, die van zes tot negen omhoog. Nummer tien lacht zelfs met zijn mond wijd open. De gezichtjes moeten me helpen antwoord te geven op de vraag: hoe gelukkig was ik afgelopen maand?

Geluk. Hoe langer je erover nadenkt, hoe moeilijker het wordt een definitie te geven. Is het tevredenheid? Plezier? Voldoening? En hoe meet je zoiets over een langere periode? Alle vrolijke momenten min alle sombere momenten?

Het is winter en ik heb voor de tweede keer griep. Ik kies voor nummer vijf. Die kijkt neutraal. Zijn mond is een streepje.

Gelukswijzer
De vragenlijst met de smileys hoort bij de ‘Geluksvergelijker’. Die is te vinden op gelukswijzer.nl, een wetenschappelijk onderzoek naar geluk. Dat valt onder de zogenaamde 'positieve psychologie', die wil achterhalen waarvan mensen gelukkig worden. Die kennis kan gebruikt worden om individuele levens, maar ook overheidsbeleid, zo in te richten dat het maximaal haalbare geluk bereikt wordt.

Maar wat meten die 'positief psychologen' eigenlijk? Een blik op de vakliteratuur levert een staalkaart aan begrippen op: subjective well-being, positive affect, self-reported quality of life.

‘In de beginjaren was er nogal wat spraakverwarring onder geluksonderzoekers,’ beaamt 'geluksprofessor' Ruut Veenhoven. ‘Maar langzaam ontstaat consensus: geluk wordt gedefinieerd als 'levensvoldoening', tevredenheid over het leven in het algemeen.’

Dat wordt gemeten door mensen er simpelweg naar te vragen. Maar had de psychologie niet juist vraagtekens gezet bij die zelfrapportage? Die zou beinvloed worden door de omstandigheden waaronder de vragenlijsten ingevuld worden. Als onderzoekers zorgden dat proefpersonen vlak voor het onderzoek “toevallig” een dubbeltje vonden, scoorden ze hoger dan proefpersonen die dat niet deden. En betekent de één z'n zes hetzelfde als die van een ander?

Sommigen zijn misschien wat zuiniger, geeft Veenhoven toe. ‘Maar anderen zijn dan weer royaler. Dus zulke onnauwkeurigheden heffen elkaar op, als de samples maar groot genoeg zijn.’

Hij legt uit wat de bedoeling is van de Geluksvergelijker. ‘Die laat je zien of je je geluksniveau kan verhogen. Je score wordt vergeleken met deelnemers die eenzelfde maatschappelijk profiel hebben als jij. Scoreverschillen liggen dus niet aan omgevingsfactoren; je moet het bij jezelf zoeken.’

Eens kijken dan maar. Tjee. Die anderen hadden gemiddeld een 6,3. Een vijf is een onvoldoende, realiseer ik me nu pas. Ik kijk naar de smiley. Bij nader inzien kijkt die toch wel een beetje bedrukt. Er staat me wat te doen.

Niet voor geluk geboren
Maar heeft dat wel zin? Volgens de set point theory of happiness heeft iedereen een persoonlijk geluksniveau dat gedurende ons leven nauwelijks verandert. En er zijn aanwijzingen dat dat erfelijk bepaald is. Tweelingenonderzoek wees uit dat 40 procent van de verschillen in geluksniveau verklaard kan worden door genetische verschillen. Wat als ik gewoon niet voor een 6,3 geboren ben?

Geneticus Frank Baas zoekt naar de genen voor geluk. Hij kijkt of er genetische varianten zijn die verband houden met de scores op de vragenlijsten. Dergelijk onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Hij is dan ook sceptisch over het “happiness gene” dat afgelopen jaar “ontdekt” werd. Het gen reguleert de serotoninehuishouding in de hersenen. Van mensen met een bepaalde variant van dat gen bleek de kans groter dat ze hun leven een dikke voldoende gaven. ‘Maar om dat een “geluksgen” te noemen, dat is veel te kort door de bocht,’ vindt Baas. ‘De invloed van één zo'n gen op het algehele levensgeluk is waarschijnlijk maar een paar procent.’

Over de set point theory is nog veel debat, vertelt hij. Dus stel dat ik uit een familie van vijfjes kom, betekent dat niet dat ik geen 6,3 kan worden? ‘Je zou een goede zijn voor ons onderzoek’, zegt hij.

Goed gevoel
Kortom, de genetici hebben het geluk nog niet gevonden. En ook zij vertrouwen op zelfrapportage. Bieden de neurowetenschappen wellicht een concretere maatstaf? Is geluk een stofje in onze hersenen? Prozac reguleert de serotoninehuishouding, zodat depressieve mensen gelukkiger worden. Toch?

‘Depressie en geluk zijn geen twee uitersten van dezelfde schaal,’ zegt hersenonderzoeker Damiaan Denys. ‘Gelukkig zijn is iets anders dan niet-depressief zijn.’ Ja, hij doet onderzoek naar stoffen als serotonine en dopamine. Maar nee, die hebben weinig met écht geluk te maken. ‘Die regelen plezier. Geluk is iets heel anders. Het overvalt je. Je kan dan niet even snel in de scanner gaan liggen. De neurowetenschappen vertellen je niks over hoe we dingen beleven. Dat kan ik mijn patiënten beter gewoon vragen.’

Ook de hersenwetenschap verwijst ons dus uiteindelijk door naar de subjectieve beleving. Dat blijft een ongrijpbaar fenomeen. Ik kijk nog eens naar de Geluksvergelijker. Hoe kwam ik bij die vijf?

Terug naar de filosofie dan maar. Wat heeft die te zeggen over dit soort onderzoek? Filosoof Joep Dohmen heeft er geen goed woord voor over: ‘De gelukswetenschap hanteert een te smalle definitie. Geluk is meer dan je goed voelen. Het gaat er niet om dat je een gelukkig, maar dat je een gelukt leven leidt. Dat kan ongelukkig zijn en toch waardevol. Zonder dat element van betekenis is geluk een kermis, een hoerenkast.’ En de Geluksvergelijker? ‘Grote onzin. Het leven is te ingewikkeld om het te vangen in zulke meetinstrumenten. Geluk valt simpelweg niet in cijfers uit te drukken.’ Kijk, dat hoor ik als vijfje nou graag.

Geluk is het onderwerp van de eerste aflevering van de serie 'Op de snijtafel' van Hoe?Zo!radio. Het gesprek in museum Boerhaave (Leiden) wordt op woensdag 22 februari van 20:00 tot 21:00 live uitgezonden vanuit het theatrum anatomicum. Daar wordt het fenomeen zorgvuldig ontleed en van alle kanten bekeken. Wat hebben de psychologie, de psychiatrie, de neurochemie, de genetica en de filosofie erover te zeggen? En kunnen onderzoekers uit die verschillende specialismen elkaar nog verstaan, of betekent geluk voor elke wetenschapper iets anders?

Leave a Reply