Economen zijn spoor bijster

Het begrotingstekort loopt fors op, zo heeft het CPB becijferd. Economen buitelen over elkaar heen met tegenstrijdigheden om antwoord te geven op de vraag of de regering wél of juist niet extra moet bezuinigen. Grote vraag: moeten we deze economen wel geloven?

De Nobelprijs voor de Economie moet voorlopig maar even worden afgeschaft. Krasse taal, maar hoogleraar Klinische Psychologie Jan Derksen van de Radboud Universiteit in Nijmegen staat achter deze uitspraak. „De tegenstrijdigheid in de beweringen van economen is een symptoom van het gebrek aan goede theoretische modellen in de economie. Economen zijn niet coherent, niet consistent en daardoor niet overtuigend.”

Ook gisteren doken er weer tal van economen op om het nieuws over het naar 4,5 procent oplopende begrotingstekort te duiden. Voormalig topbelegger Jaap van Duijn zei gisteren tegen de NOS dat ’de 3 procent die Brussel voorschrijft onzin is’, waardoor extra bezuinigingen niet per se noodzakelijk zouden zijn. Maar econoom Lans Bovenberg zei tegen dezelfde omroep dat er nog eens tien miljard extra bezuinigingen nodig zijn op de zorg, de woningmarkt en de arbeidsmarkt om het structurele tekort terug te dringen.

Het zijn slechts twee voorbeelden uit een hele reeks van ’knappe koppen’ die zeggen te weten hoe de regering moet handelen om de crisis het hoofd te kunnen bieden. Maar wie heeft er gelijk? En als er zoveel tegenstrijdigheden zijn, is economie als wetenschap dan nog wel geloofwaardig?
„Nee”, zegt psycholoog Jan Derksen. „Geloven moeten we überhaupt niet, want geloven is gebaseerd op emotie. Je ziet dat economie en politiek steeds meer met elkaar verweven raken. In mijn optiek zijn economen door hun tegenstrijdige voorspellingen medeverantwoordelijk voor de crisis waar we nu in zitten.”

Hoogleraar Arjo Klamer is naar eigen zeggen een econoom die wel rekenschap aflegt van de rol die economen spelen. „Politici zoeken naar economen die zeggen wat die politici het beste uitkomt. Daarmee onderbouwen ze hun beleid. Dat is bijzonder riskant voor wetenschappers. Maar het is schrijnend om te zien hoe weinig economen hiervan doordrongen zijn.”

Klamer is van mening dat economen zich niet meer moeten laten verleiden tot allerlei voorspellingen. „Voorspellingen leiden altijd tot reacties van bedrijven, overheden en consumenten. Dus zelfs als je iets goed voorspelt, kan de daaropvolgende reactie de uitkomst van de voorspelling al weer verstoren.” Met andere woorden, een econoom kan het zelfs met de beste wil van de wereld nooit helemaal goed doen.

„Economen zijn geen voorspellers”, voegt Klamer eraan toe. „Zie ze liever als therapeuten. Therapeuten stellen je een vraag als je het even niet meer weet. Antwoorden geven ze je niet, maar ze dwingen je tot nadenken en dat kan heel verhelderend zijn.”

Psycholoog Derksen pleit ook voor meer samenwerking tussen zijn vakgroep en economen. Hij betoogt dat economen er maar niet in slagen om goed voorspellende modellen te ontwikkelen omdat ze te weinig oog hebben voor de grillen van de mens. „Dat is een grote onzuiverheid in de theorievorming van de economen. Psychologen zouden daarbij kunnen helpen.” Het Centraal Planbureau (CPB), dat gisteren de sombere cijfers over het begrotingstekort bekend maakte, heeft de daad al bij het woord gevoegd. Derksen mag binnenkort langskomen om eens ouderwets te bomen over de psychologische aspecten van de economie met een aantal kopstukken van het planbureau.

 

Leave a Reply