Door: Marcel Van Engelen
Gepubliceerd: vandaag 22:11
Update: vandaag 22:05
Wat maakt een mens gelukkig? Filosofen en spirituele gidsen geven daar al eeuwenlang antwoord op. Steeds meer wetenschappers doen dat ook. En ze zijn het aardig eens.
Is gelukkig zijn aangeboren? Moet je mazzel hebben? Of kun je het leren?
Twee psychologen uit de Amerikaanse staat Minnesota publiceerden in 1996 een onderzoek dat een antwoord probeerde te geven op deze best rare, en misschien wel onmogelijk te beantwoorden vragen. Ze putten uit een database met allerlei gegevens over tweelingen, zoals opleiding, baan, inkomen, gezinssituatie. En onderwierpen een paar duizend van hen aan vragen als: hoe gelukkig en tevreden ben je over het algemeen, in vergelijking met andere mensen?
Er zaten eeneiige en twee-eiige tweelingen tussen. Broers en zussen met dezelfde én met een andere genensamenstelling. De meeste tweelingen groeiden samen op, uiteraard, maar sommigen niet. Hoe verschillend hun levensomstandigheden ook waren, eeneiige tweelingen bleken relatief vaak ‘even gelukkig’ te zijn. Naar eigen zeggen. Het levensgeluk van twee-eiige tweelingen bleek in dezelfde omstandigheden sterk te kunnen verschillen.
Een jaar eerder hadden twee andere psychologen al geconcludeerd dat geld, carrière en status de algemene stemming van mensen niet veranderden. Natuurlijk is het fijn om hoogopgeleid te zijn, promotie te maken, in een groot huis te wonen en bewonderd te worden door anderen. Net zoals het akelig is om – van een andere orde – ziek te worden of een familielid te verliezen. Toch lijkt er zoiets te bestaan als een vast temperament, een soort aangeboren niveau van geluk, waarop eenieder na verloop van tijd steeds terugkeert. De hedonistische loopband noemen psychologen dat ook wel – harder rennen maakt niet uit, je blijft op hetzelfde punt. Zelfs na hele grote triomfen of zeldzame tegenslagen – zoals de loterij winnen of verlamd raken – keren mensen terug naar hun vaste ‘geluksniveau’. Al kun je natuurlijk zoveel tegenslag te verduren krijgen, dat je uit het lood slaat – en dan is de hele theorie van tafel.
Illustratie Lumine.Nl
Genen
Het onderzoek van die twee psychologen uit Minnesota, David Lykken en Auke Tellegen, sluit bij die loopband aan. Erfelijkheid is een veel betere voorspeller van geluk dan omstandigheden, concludeerden ze. Genen verklaren voor zeker de helft iemands zelfaangegeven geluk.
Geluk is het ultieme streven van het menselijk bestaan, zei Aristoteles. En sindsdien hebben talloze andere filosofen zich over dit streven uitgesproken, evenals religieus leiders en goeroes. Zonder ‘harde’ basis van meten en weten, waarvan wetenschappers nu wel gebruik proberen te maken. Want de studie naar geluk is de afgelopen decennia de universiteiten binnengedrongen, vooral de vakgebieden psychologie, sociologie en economie.
Zoiets voltrekt zich geleidelijk, toch is er een moment aan te wijzen dat grote impact had. In 1998 trad Martin Seligman aan als voorzitter van de Amerikaanse Psychologische Associatie. En volgens Seligman zat zijn vakgebied opgesloten in ‘the disease model’: psychologen hielden zich te zeer bezig met trauma’s, depressies, stoornissen. Zouden zij niet meer kunnen nadenken over ‘gezonde’ geesten en hoe je die zou kunnen versterken?
Piramide
Seligman is de grondlegger van wat positieve psychologie is gaan heten, de studie naar geluk. In wezen niet nieuw. Al in 1943 bouwde Abraham Maslow zijn behoeftenpiramide: pas als de lagere zijn bevredigd, komen de hogere behoeften op. Met eten, drinken, slapen, seks en veiligheid onderin de piramide en zelfontplooiing helemaal bovenin.
‘De positieve psychologie is een wetenschappelijke professionalisering van oudere opvattingen’, zegt ‘geluksprofessor’ Ruut Veenhoven, hoogleraar maatschappelijke omstandigheden voor geluk aan de Erasmus Universiteit. Veenhoven is de samensteller van de World Database of Happiness, waarin inmiddels een paar duizend wetenschappers zijn opgenomen die over geluk hebben gepubliceerd. ‘Er wordt vaak gezegd dat je geluk niet kunt meten, maar dat kan dus wél.’
Er zijn wel eens scans gemaakt die moesten aantonen welke gebieden van de hersenen bij gelukkige mensen actiever zijn dan bij anderen. Maar de vraag is natuurlijk: hoe weet je dat iemand gelukkig is? Uiteindelijk is dit de voornaamste wetenschappelijke methode: ernaar vragen. Alleen, als je ernaar vraagt, als iemand zijn eigen welbevinden moet aangeven, wat kom je dan te weten?
Is geluk voor iedereen wel hetzelfde, binnen een land, laat staan tussen culturen? Is de ‘zeven’ die de een aan zijn leven geeft niet een ‘vijf’ voor de ander?
Een van ’s werelds vermaardste psychologen, Daniel Kahneman, die momenteel furore maakt met zijn boek Ons Feilbare Denken, heeft zich ook verdiept in de geluksvraag. Volgens hem moeten we een onderscheid maken tussen onze experiencing self en onze remembering self. Ons ervarende zelf maakt van seconde tot seconde mee hoe wij ons voelen. Hoe wij dat achteraf beoordelen, is sterk vervormd.
Iemand die van een koude Amerikaanse staat verhuist naar Californië, omdat daar zo vaak de zon schijnt, zal niet gelukkiger zijn. Klimaat blijkt op aangegeven levensgeluk geen invloed te hebben. Toch, als je aan diegene vraagt of zijn verhuizing naar Californië hem gelukkiger heeft gemaakt, dan zal hij terugdenken aan het slechte weer, en zegt hij ja. Hij gelooft dat mogelijk ook, maar hij houdt zichzelf voor de gek, aldus Kahneman.
Het probleem met die golf aan wetenschappelijk geluksonderzoek, is dat verschillende wetenschappers het bij geluk over verschillende dingen hebben, zegt Kahneman. En ook dat mensen erg bedreven zijn in het bedriegen van zichzelf, waardoor de geluksvraag foute antwoorden oplevert.
Maar misschien wordt het nu te ingewikkeld. Je kunt ‘geluk’ zo sterk compliceren dat je niks meer erover kunt zeggen. Terwijl, nuchter beschouwd bestaat er heus een verschil tussen jezelf goed voelen en minder goed. ‘Pijn is ook erg een subjectief, moeilijk concept’, zegt de Vlaming Leo Bormans. ‘Daar zijn ook talloze wetenschappers mee bezig.’
Bormans is een pleitbezorger van de positieve psychologie. Hij stoort zich aan het verleidelijke, makkelijke soort geluk waarmee de reclame ons bestookt, en dat we collectief een beetje aanzien voor het echte geluk. Misschien wel meer dan een beetje. ‘Reclame gaat almaar over dingen en over jouzelf, terwijl inmiddels echt is aangetoond dat we daar niet gelukkig van worden. Ja, heel even, maar daar gaat het niet om.’ Een goede definitie van geluk volgens hem: feeling good while doing good.
Bormans (57) is in Vlaanderen een redelijk bekend journalist, omdat hij hoofdredacteur was van het in hoge oplage verschijnende onderwijsblad Klasse. Hij schreef ook kinderboeken en beijvert zich al lang voor optimisme en dingen als ‘positief nieuws’. Toen hij enkele jaren geleden een congres bijwoonde in Nepal en veel positieve psychologen voorbij zag komen, dacht hij ‘dit moet iedereen weten, hier ga ik een megafoon op zetten’.
Hij benaderde honderd wetenschappers uit vijftig landen, liet hen in maximaal duizend woorden mailen wat zij wisten over geluk en bundelde die stukken in The World Book of Happiness. Een staalkaart van wetenschappelijk geluksonderzoek, met zelfhulpachtige trekken.
Bormans voegde er zelf niks aan toe, maar bleek wel een ideale marketeer. De bundeling moest bij Barack Obama terechtkomen, bedacht hij, en dat lukte via de Belgische voorzitter van de Europese Raad Herman van Rompuy, die The World Book of Happiness eind vorig jaar zelfs aan alle wereldleiders cadeau deed als nieuwjaarsgeschenk. Met de boodschap: ‘Positief denken is niet langer voor zwevers, dromers en naïevelingen.’
Inmiddels is The World Book of Happiness een aardige bestseller, met tienduizenden verkochte exemplaren in België en Nederland, en vertalingen in het Chinees, Arabisch en Koreaans. Bormans heeft het zo druk als internationaal ambassadeur van het geluk, dat hij zijn baan als hoofdredacteur bij Klasse opgaf. Een van zijn slimbedachte quotes: ‘We weten wel wat we moeten doen, maar we doen niet wat we weten.’
Verplichting
Zoals in elke wetenschap lopen de opvattingen in de gelukswetenschap behoorlijk uiteen. Zo komt gelukkig zijn de Nieuw-Zeelandse sociaal wetenschapper Grant Duncan voor als een sociaal opgelegde verplichting die juist ongelukkig kan maken. ‘Laten we de creatieve en gezonde kant van gewone droefheid aanvaarden en zelfs sommige vormen van ontbering’, schrijft hij.
Evengoed keren enkele bevindingen keer op keer terug, als een weerklinkende centrale boodschap van het internationale geluksonderzoek. Christopher Peterson, een Amerikaanse hoogleraar psychologie, vat de crux samen in twee woorden: other people. Daar draait het allemaal om – heel simpel en allesomvattend tegelijk.
Geluk en sociale interactie, voegt de Zuid-Koreaanse hoogleraar psychologie Eunkook Suh daaraan toe, zijn ‘door de primitiefste evolutionaire krachten aan elkaar gesmeed’: mensen die geen plezier kunnen beleven aan anderen, zich terugtrekken, zijn in de loop der tijd vanzelf uitgestorven. Deze eigenschap wordt niet voor niks door vele gelukswetenschappers benadrukt: extraversie. Mensen die meer naar buiten zijn gericht, ontvankelijker zijn voor anderen, zijn gelukkiger.
Tegelijk: één partner en enkele betrouwbare vrienden zijn voldoende, noteren meerdere wetenschappers.
Veel dingen die gelukswetenschappers betogen, kunnen opa en oma je ook vertellen. Dat geld niet gelukkig maakt bijvoorbeeld – dat is vele malen onderzocht. Tenminste, het maakt ons niet meer gelukkig. Geld maakt wel gelukkig als je je voornaamste levensbehoeften, en een zekere mate van vrijheid, nog moet verwerven. Eenmaal zover niet meer. Het probleem is alleen: die andere mensen. We vergelijken ons steeds met anderen, en juist daarom vinden we geld belangrijk. We willen niet onderdoen voor de buren.
Wat eveneens bij vele wetenschappers terugkeert: het grote belang van zingeving of een levensdoel (te vinden in werk, religie, een andere overtuiging). Plus: hoe je de dingen beziet. Je blik bepaalt je geluk. Het glas dat halfvol is of halfleeg. Het verhaal dat je van je leven maakt. Of je veel piekert of niet. Geluk, zo klinkt alom, is uiteindelijk weinig meer dan tevredenheid. Waarderen wat je hebt. Oudere mensen snappen dat. Zij zijn daarom vaak gelukkiger, blijkt uit een ander onderzoek, ook al koppelen we geluk meestal aan jeugd.
Zelfmaakbaarheid
Niettemin past de positieve psychologie helemaal in deze tijd. Er ligt een grondidee van zelfmaakbaarheid in besloten. Geluk ligt in je eigen hand, just do it.
Tenminste, je hebt 40 procent in eigen hand. Het onderzoek van de twee psychologen uit Minnesota heeft zijn invloed op de positieve psychologie namelijk niet gemist. De Amerikaanse sociaal-psychologe Sonja Lyubomirsky borduurde verder op hun bevindingen en stelde een ‘gelukstaart’ samen: de helft ligt vast (erfelijk, misschien ook wel: kinderjaren), 10 procent hangt samen met omstandigheden en 40 procent is aan jou. Ze vergelijkt geluk met lichaamsgewicht: de een is van nature slanker dan de ander, maar ook degene die snel kilo’s wint, kan slank blijven. Die moet er wel harder voor werken.
Er is één grote maar. Als gelukswetenschappers reppen over een verband, tussen bijvoorbeeld optimisme en geluk, tussen huwelijk en geluk, dan is dat geen oorzakelijk verband. De kip en het ei – wat komt als eerste?
Daarbij blijft deze gedachte zich almaar opdringen: gelukswetenschappers redeneren vaak vanuit hun eigen ervaring. Anders gezegd: hoe wetenschappelijk mag je deze –interessante – geluksbevindingen noemen?
Wijze woorden komen van de Canadese emeritus-hoogleraar politicologie Alex Michalos. ‘Koester gezonde argwaan tegen eenvoudige verklaringen en beschrijvingen over wat iedereen gelukkig maakt’, schrijft hij. ‘Kort samengevat: er zijn geen gouden sleutels. De koning zal zijn schatkist zelf open moeten krijgen.’