Arjen van Veelen: Fraude is goed nieuws

Als binnen een jaar twee psychologen zijn betrapt op fraude, heb je dan een trend? Is dit significant? Zorgwekkend? Nee. Want door een puntenwolk van slechts twee punten mag je geen lijntje trekken. Toch is dat wat velen doen, nu voor een tweede maal een sociaal psycholoog is betrapt op datafraude: ‘Zie je wel, psychologie is geen wetenschap. Alle sociaal psychologen zijn foppers. Want 1 + 1 = allemaal.’ Maar dit fraudegeval is juist goed nieuws.

Psychologen zien soms nét iets te veel steelpannetjes

Ten eerste: het bewijst dat de universiteit fraude streng aanpakt. Dat was vroeger wel anders. Toen had je nog gewoon: de doofpot. Neem één van de ernstigste fraudezaken ooit, die van bioloog Anthonie Stolk, een soort superStapel die een heel oeuvre uit de duim zoog. Zelfs nadat hij betrapt was, won hij in 1964 nog gewoon de Jacob van Maerlantprijs, aldus het blad Bionieuws, en pas na zijn dood werd al het bedrog publiek. Inmiddels zijn we strenger.

Maar de recente fraudezaak is vooral goed nieuws omdat die bewijst dat psychologie echte wetenschap is. Volgens de beroemde lakmoesproef van Karl Popper moeten wetenschappelijke uitspraken ‘falsifieerbaar’ zijn. Falsifieerbaar betekent: dat je het kunt factchecken. De uitspraak ‘God bestaat’, bijvoorbeeld, kun je onmogelijk checken (want wie ga je bellen?). Geen wetenschap, dus. Het probleem van de psychologie was altijd die uitspraken die je niet kon checken, zoals ‘de mens heeft een superego’. Psychologie was hogere babbelkunde over Oedipus. Zeker, de vakliteratuur was soms superb – zie Freud! – maar wetenschap, neuh. Dat was echter vroeger.

De psychologie is veranderd. Oedipus is ingeruild voor rekenmachines en experimenten. Je kunt nu geen psychologie studeren zonder statistiek en elke eerstejaars weet wat correlatie-coëfficiënt is. Psychologen werden wiskundigen – misschien niet heel erg góeie wiskundigen, soms zien ze nét iets te veel steelpannetjes in hun datawolken – maar toch: ook de psychologie is nu een beetje bèta. Met data in plaats van blabla. Dat betekent ook dat ze, net als bèta’s trouwens, kunnen sjoemelen. Maar ze zijn dus al wel verder dan vakgebieden als theoretische sociologie, kunstgeschiedenis of rechtsfilosofie. Die doen niet aan experiment, maar aan opinie-met-voetnoten. Die hebben geen data. Die kunnen dus, zelfs als ze willen, niet eens met data frauderen.

De Karl Popper-test moet daarom worden aangepast: het is pas wetenschap, als er fraude mee mogelijk is.

Leave a Reply