Bestaande behandelingen psychotherapie efficiënter en optimaler aanbieden

Bestaande behandelingen psychotherapie efficiënter en optimaler aanbieden

Het is weinig zinvol om nieuwe vormen van psychotherapie te ontwikkelen in een poging de effectiviteit te verbeteren. Veel nuttiger is het om uit te zoeken hoe bestaande behandelingen efficiënter en optimaler kunnen worden aangeboden.

Tot die conclusie komt Marcus Huibers in zijn inaugurele rede waarmee hij het ambt van hoogleraar Klinische Psychologie en Experimentele Psychologie aan de VU aanvaardt.

Psychotherapie is effectief voor tal van psychische klachten. Het probleem is dat de effectiviteit van psychotherapie al decennia lang op ongeveer dezelfde cijfers blijft steken. Bij depressie bijvoorbeeld reageert ongeveer de helft van de patiënten op psychotherapeutische behandeling en werken alle vormen van psychotherapie ongeveer even goed.

Om de effectiviteit van psychotherapie te kunnen verhogen zijn drie routes denkbaar: nieuwe therapieën ontwikkelen; inzicht in de onderliggende werkingsmechanismen (om zo bestaande therapieën te verbeteren); en onderzoek naar het profiel van patiënten die optimaal profijt hebben van een bepaalde vorm van therapie (om zo gerichtere therapie aan te kunnen bieden).

Nieuwe vormen van psychotherapie leiden echter zelden tot een hogere effectiviteit. Over de werkingsmechanismen van psychotherapie wordt al decennia lang veel beweerd, maar weinig aangetoond. Aan de hand van eigen onderzoek laat Huibers zien hoe moeilijk het is vast te stellen welke processen nodig zijn voor herstel tijdens de behandeling. De reden daarvoor is diversiteit: verschillende patiënten ondergaan verschillende veranderprocessen, waardoor van een algemeen patroon geen sprake is.

Efficiënter is het om te onderzoeken welke patiëntfactoren voorspellen of iemand goed of slecht reageert op een bepaalde vorm van therapie, een aanpak die bekend staat als personalized medicine. Huibers en collega’s ontwikkelden een voorspellingsmodel waarmee voor individuele patiënten kan worden uitgerekend wat hun voorspelde eindscore is in twee even effectieve vormen van therapie (cognitieve therapie en interpersoonlijke therapie) en hoe groot het voorspelde verschil tussen beide therapieën is. Uit dit onderzoek blijkt dat er wel degelijk een grote groep mensen is voor wie het een groot verschil maakt welke therapie ze krijgen.

Prof.dr. Marcus Huibers (1972) studeerde klinische psychologie aan de Universiteit Utrecht, en promoveerde in 2003 aan de Universiteit Maastricht. In 2008 werd hij daar benoemd tot hoogleraar Empirisch Gestuurde Psychotherapie, in samenwerking met de Academische Riagg Maastricht. In 2011 behaalde hij zijn registratie als psychotherapeut. In mei 2012 stapte hij over naar afdeling Klinische Psychologie van de Vrije Universiteit, en in september 2012 trad hij toe tot het faculteitsbestuur van de Faculteit der Psychologie en Pedagogiek, waar hij als portefeuillehouder verantwoordelijk is voor het onderwijs. In mei 2013 werd hij benoemd tot hoogleraar Klinische Psychologie en Experimentele Psychotherapie. Marcus Huibers schrijft daarnaast wekelijks over eten in de rubriek ‘De Volkskeuken’ van De Volkskrant.

Leave a Reply